Paardentramrijtuig 3, Jacob Marisstraat, 1918-1922.
Foto: verzameling René van Lier

Home > Tram > Paardentram > Serie > Serie 72(2-3)

Gemeentetram Sloten- Serie 2-3
Gemeente Tram Amsterdam- Serie 2-3

Serie:
2-3
Type: dicht paardentramrijtuig
Bouwjaar: 1901 (overgenomen in 1917)
Fabrikant wagenbak: De Groot, Utrecht
Lengte :
Breedte:
Hoogte:

Radstand:

Wieldiameter:
Gewicht :

Aanschafprijs :

Passagiersindeling :
12-12







Het treinstation in Amersfoort lag een eind uit de stad, zodat door ingenieur A.J. Krieger een concessie werd aangevraagd om een paardentramlijn te gaan exploiteren tussen het nieuwe station en het centrum van de stad. De heer Krieger verkreeg de concessie en nadat was gebleken dat voldoende kapitaal kon worden bijeengebracht, werd op 17 september 1930 de Amersfoortsche Tramweg-Maatschappij(AmTM) opgericht. De lijn zou uiteindelijk lopen vanaf de Kampstraat naar het Stationsplein. In april 1901 werd met het leggen van de rails begonnen. Op 31 juli 1901 werd de tramlijn feestelijk geopend, een dag voordat het nieuwe station, dat verlegd werd, in gebruik werd genomen. De lijn was 2200 meter lang, de spoorwijdte 1067 mm. De tram kon zich in grote belangstelling verheugen en had een wagenpark van 3 rijtuigen, namelijk twee kleine met 12 zitplaatsen(in dit serieblad behandeld) en een groot rijtuig met 16 zitplaatsen.
Het viaduct over de spoorlijn naar Kesteren, waarover de toegangsweg naar het station kwam te lopen, was een jaar later gereedgekomen, zodat de tramwegmaatschappij de rails op de nieuwe weg, de Stationsweg, legde naar het Stationsplein en aansluitend de oude baan onderlangs opbrak. Op 15 oktober 1902 werd de nieuwe route in gebruik genomen. Daar waar de helling begon, stond de 'aanpikker' met een extra paard gereed om de tram tegen het viaduct op te helpen.
De maatschappij had het niet makkelijk. De helling speelde haar parten: in de opwaartse richting vanwege de extra trekkracht en in de omgekeerde richting, waar een andere route werd gereden, wegens de grote slijtage aan de wielbanden en de remblokken. Maar erger was dat het vervoer na de eerste florissante jaren terugliep. Men begon te wennen aan de afstand tot het station en men ging liever te voet dan dat men een dubbeltje voor de tram uitgaf. In 1905 werd aan de spoorweg naar Zwolle en Apeldoorn de halte Kleine Koppel geopend, wat het tramvervoer geen goed deed. Aan de Bloemendalscheweg had de NCS vanouds al een halte.
Al na een paar jaar was het zo dat er sprake was van opheffing van de tram. Een verlaging van het tarief naar een stuiver maakte de tram wat meer populair, maar later zakte het vervoer toch weer af. De dienst werd toen met één wagen gereden.
Eindelijk viel toch het besluit tot liquidatie en op 13 januari 1917 reed de tram voor het laatst. De drie rijtuigen en de in 1902 aangeschafte sneeuwploeg kwamen later in het jaar in handen van de gemeente Sloten, die het voornemen had een tramlijn naar Amsterdam aan te leggen.


AmTM 1, Amersfoort, Langestraat, 19xx.
Foto: Ansichtkaart - verzameling René van Lier.


In de gemeente Sloten leefde de gedachte aan een tramverbinding met Amsterdam al in 1906, toen men de commissarissen van de straatweg Amsterdam-Sloten een vergunning gaf. Voorlopig kwam het er echter nog niet van. Men bezon zich op de tractievorm en zo kon het gebeuren dat in juni 1917 de raad van de gemeente Sloten tot een elektrische tramlijn besloot. In die dagen zag het er echter niet naar uit dat dit plan te verwezenlijken zou zijn voordat de vrede(het was toen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog) was gesloten. Plannen tot een paardentram bestonden reeds eerder, men was al in 1916 eens kennis komen opdoen op de ten dele in de gemeente Sloten lopende lijn Amsterdam-Sloterdijk. En zolang de oorlog nog voortwoedde, bleef men toch nog maar aan een paardentram denken.
Kort voor het einde van de oorlog had men alles voor elkaar. Met behulp van tweedehands materieel (betrokken van de opgeheven stadspaardentramlijn in Amersfoort en de opgeheven lijn Gouda - Bodegraven) kon men de exploitatie op het inmiddels gereed gekomen traject beginnen. De baan, die enkelsporig was uitgevoerd en slechts één wisselplaats kende, lag vrijwel volledig aan de zuidzijde van de Sloterstraatweg en evenals de wagens waren de rails ook tweedehands. Men had ze overgenomen van de stoomtramweg-maatschappij Oostelijk-Groningen (OG), welke de oude tramlijn van Winschoten naar Bellingwolde van paardentram had omgebouwd tot stoomtramlijn, waartoe natuurlijk zwaarder materiaal nodig was. Per beurtschip waren rails en biels uit het hoge noorden naar Sloten overgebracht.
Op 13 augustus 1918 vond onder grote belangstelling de opening van de lijn, Nederlands laatst in dienst gekomen paardentramlijn, plaats. In een optocht van drie gesloten en één open wagen, versierd met rode, paarse en witte bloemen en groene slingers, ging het door het vlaggende Sloten via de straatweg, de Sloterkade, Théophile de Bockstraat, Jacob Marisplein en Jacob Marisstraat naar het beginpunt Bosboomstraat, vlak tegenover de "Sluis"(Overtoomsche Sluis)

Het bleek al gauw dat de Amersfoortse wagens, zoals de rijtuigen 2 en 3 in dit serieblad zich niet goed voegden naar het Groningse railtype. Men was dan ook verheugd in 1919 een drietal paardentramwagens van de OG te kunnen overnemen, die eveneens afkomstig waren van genoemde paardentramlijn en die zich op hun vertrouwde rails in hun nieuwe werkgebied wel zeer zullen hebben thuis gevoeld. De Amersfoortse wagens werden sindsdien alleen bij drukte en uitval ingezet.

Op 1 januari 1921 werd de gemeente Sloten geannexeerd door Amsterdam, waarbij als gevolg hiervan ook de Sloter lijn op 1 juni 1921 in beheer kwam bij de Gemeentetram Amsterdam. Elektrificatie van de lijn zag men geen heil in, zodat werd omgezien naar een andere vorm van exploitatie. In het voetspoor van de autotractie zoals die toen was ingevoerd op de tramlijn Groningen - Paterswolde - Eelde besloot men ook de Sloter lijn te tractorificeren. Tegelijk daarmee bracht men uit de eigen AOM-erfenis een aantal wagens in die de Sloter gesloten wagens gingen vervangen. Vier tractoren zouden de paarden gaan opvolgen. Bij die gelegenheid werd de lijn aan de Amsterdamse zijde ingekort tot begin Jacob Marisstraat, waar het keren van de tractoren beter kon geschieden dan in de Bosboomstraat.
Op 15 februari 1922 kwam de eerste tractor in bedrijf, zodat toen de dienst gemengd werd onderhouden, met een paardentram en met een tractortram. Op 28 februari 1922 was het de laatste dag dat die paardentram reed en dus ook de datum waarop Amsterdam definitief afscheid van zijn paardentram nam. Sindsdien reed men volledig met tractortrams naar Sloten. Als aanhangers fungeerden nu een aantal voormalige paardentramrijtuigen, die al op deze lijn dienst deden. De andere rijtuigen werden vervangen door een vijftal voormalige AOM-paardentramwagens, die inmiddels allen bij de elektrische tram als bijwagen dienst hadden gedaan. De oude paardentramwagens werden grotendeels afgevoerd en daarbij werden ook deze rijtuigen 2 en 3 afgevoerd en gesloopt.

     In Dienst  Laatste inzet
Wagennr.      In Dienst     ex-AmTM     bij de GTr   Buiten Dienst         op lijn    Afvoer op Afvoer naar
           2     13-08-1918            2    01-06-1921     28-02-1922                 -     -1922 gesloopt
           3     13-08-1918            3    01-06-1921     28-02-1922                 -     -1922 gesloopt









                 






Traminfo.nl © 2003-2016 | Contact  | Colofon | Disclaimer | Links