

Openingsrit Paardetram Sloten, 13-08-1918
Foto: verzameling René van Lier
Home > Tram > Paardentram > Serie > Serie 73(4)
Gemeentetram Sloten- Rijtuig 4
Gemeente Tram Amsterdam- Rijtuig 4
Serie: 4
Type: dicht paardentramrijtuig
Bouwjaar: 1882 (overgenomen in 1917)
Fabrikant wagenbak: Beijnes, Haarlem
Lengte :
Breedte:
Hoogte:
Radstand:
Wieldiameter:
Gewicht :
Aanschafprijs :
Passagiersindeling : 16-12
De tramlijn Gouda - Bodegraven werd op 17 mei 1882 in gebruik genomen als stoomtramlijn op 750 mm spoorwijdte. Het materieel bestond uit twee kleine stoomtramlocomotieven van Winterthur en vier rijtuigjes van Beijnes, nl. nrs 1 en 2 voor 2e klasse en 3 en 4 voor 1e klasse. Na korte tijd kwam er nog een derde locomotief en een vierassig rijtuig van Herbrand, dat meer stoomtramallure had en het nr. 5 kreeg. Ondernemer A. Kaptijn, die de onderneming in eerste instantie als particulier uitbatte, bracht haar in 1883 onder in een naamloze vennootschap 'Stoomtramweg-Maatschappij "Gouda"' genaamd.
Het verwachte drukke vervoer bleef uit en het baanonderhoud vergde door de slappe veenbodem veel geld. Redenen voor het bedrijf om, in plaats van de zware locomotieven, paarden te willen gebruiken als trekkracht. Omdat ook op andere terreinen reorganisatie nodig was - het beheer over de lijn was m.i.v. 1 juli 1892 al in handen gelegd van de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen - werd er een nieuwe n.v. opgericht 'De Algemeene tram-Maatschappij" genaamd, die op 25 augustus 1892 de SG overnam.
In oktober werd de stoomtram stilgelegd en na einge noodzakelijke herstellingen en veranderingen namen de paarden op 20 november 1892 het werk over.
De locomotieven kregen een ons onbekende bestemming en het grote Herbrandrijtuig verhuisde in 1894 naar de Geldersche Stoomtramweg-Maatschappij waar het een nieuw leven begon. De vier Beijnes-rijtuigen evenwel konden zondermeer als paardentrams worden gebruikt. Voor de normale dienstregeling, die 7 ritten heen en terug per dag omvatte, kon men met twee rijtuigen volstaan. De enige materieeluitbreiding vond plaats in 1906, toen van de Haagsche Tramweg-Maatschappij een overtollige open paardentram kon worden overgenomen. Na verbouwing voor smalspoor vormde dit rijtuig een bijzondere attractie voor de passagiers op
warme zomerdagen.
Op 25 januari 1908 werd de naam van het bescheiden bedrijfje wederom aangepast in 'Tramweg Gouda - Bodegraven'. Nog een tiental jaren trok de tram zijn baantjes, tot ook hier de oorlogsomstandigheden de exploitatiekosten dermate deden oplopen, dat men de dienst moest staken. Dat gebeurde uiteindelijk op 16 oktober 1917.
Hierna werden een dicht paardentramrijtuig(uit deze serie), het open rijtuig(afkomstig uit Den Haag in 1906), de goederenwagen en nog twee werkwagens verkocht aan de Gemeente Sloten, die in tegenstelling tot de heersende trend juist een nieuw paardentrambedrijf ging stichten. Bij de opening van de lijn Amsterdam - Sloten op 13 augustus 1918 had daardoor althans een deel van het wagenpark van Gouda - Bodegraven weer rails onder de wielen.

AmTM paardentram, Amersfoort 19xx.
Foto: Ansichtkaart - verzameling René van Lier.
In de gemeente Sloten leefde de gedachte aan een tramverbinding met Amsterdam al in 1906, toen men de commissarissen van de straatweg Amsterdam-Sloten een vergunning
gaf. Voorlopig kwam het er echter nog niet van. Men bezon zich op de tractievorm en zo kon het gebeuren dat in juni 1917 de raad van de gemeente Sloten tot een elektrische tramlijn besloot. In die dagen zag het er echter niet naar uit dat dit plan te verwezenlijken zou zijn voordat de vrede(het was toen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog) was
gesloten. Plannen tot een paardentram bestonden reeds eerder, men was al in 1916 eens kennis komen opdoen op de ten dele in de gemeente Sloten lopende lijn Amsterdam-Sloterdijk. En zolang de oorlog nog voortwoedde, bleef men toch nog maar aan een paardentram denken.
Kort voor het einde van de oorlog had men alles voor elkaar. Met behulp van tweedehands materieel (betrokken van de opgeheven stadspaardentramlijn in Amersfoort en de opgeheven lijn Gouda - Bodegraven) kon men de exploitatie op het inmiddels gereed gekomen traject beginnen. De baan, die enkelsporig was uitgevoerd en slechts één wisselplaats kende, lag vrijwel volledig aan de zuidzijde van de Sloterstraatweg en evenals de wagens waren de rails ook tweedehands. Men had ze overgenomen van de stoomtramweg-maatschappij Oostelijk-Groningen (OG), welke de oude tramlijn van Winschoten naar Bellingwolde van paardentram had omgebouwd tot stoomtramlijn, waartoe natuurlijk zwaarder materiaal nodig was. Per beurtschip waren rails en bielzen uit het hoge noorden naar Sloten overgebracht.
Op 13 augustus 1918 vond onder grote belangstelling de opening van de lijn, Nederlands laatst in dienst gekomen paardentramlijn, plaats. In een optocht van drie gesloten en één open wagen, versierd met rode, paarse en witte bloemen en groene slingers, ging het door het vlaggende Sloten via de straatweg, de Sloterkade, Théophile de Bockstraat, Jacob Marisplein en Jacob Marisstraat naar het beginpunt Bosboomstraat, vlak tegenover de "Sluis"(Overtoomsche Sluis)
In dit serieblad betreft het het gesloten rijtuig dat werd overgenomen van de Tramweg Gouda - Bodegraven. Dit rijtuig is één van de vier rijtuigen uit de serie 1-4 van de TGB, die hun loopbaan begonnen als stoomtramrijtuigen op stoomtramlijn Gouda- Bodegraven. Deze rijtuigen waren bij de ombouw van stoomtramrijtuig naar paardentramrijtuig voorzien van een (ketting)rem, die zij oorspronkelijk niet bezaten. De treeplanken, die bij het balkonscherm zat om de conducteur naar het naburige rijtuig te laten overstappen, zijn bij de ombouw tot paardentram verwijderd. Bij de opheffing van de lijn in 1917 werd één van de vier rijtuigen aan de Gemeente Sloten verkocht. Welk rijtuig dit daadwerkelijk is geweest, is niet bekend. Wat in 1917 met de andere drie rijtuigen is gebeurd, is evenmin onduidelijk. Het rijtuig kreeg bij de Gemeentetram Sloten het nummer 4.
Op 1 januari 1921 werd de gemeente Sloten geannexeerd door Amsterdam, waarbij als gevolg hiervan ook de Sloter lijn op 1 juni 1921 in beheer kwam bij de Gemeentetram Amsterdam.
Elektrificatie van de lijn zag men geen heil in, zodat werd omgezien naar een andere vorm van exploitatie. In het voetspoor van de autotractie zoals die toen was ingevoerd op de tramlijn Groningen - Paterswolde - Eelde besloot men ook de Sloter lijn te tractorificeren. Tegelijk daarmee bracht men uit de eigen AOM-erfenis een aantal wagens in die de Sloter gesloten wagens gingen vervangen. Vier tractoren zouden de paarden gaan opvolgen. Bij die gelegenheid werd de lijn aan de Amsterdamse zijde ingekort tot begin Jacob Marisstraat, waar het keren van de tractoren beter kon geschieden dan in de Bosboomstraat.
Op 15 februari 1922 kwam de eerste tractor in bedrijf, zodat toen de dienst gemengd werd onderhouden, met een paardentram en met een tractortram. Op 28 februari 1922 was het de laatste dag dat die paardentram reed en dus ook de datum waarop Amsterdam definitief afscheid van zijn paardentram nam. Sindsdien reed men volledig met tractortrams naar Sloten. Als aanhangers fungeerden nu een aantal voormalige paardentramrijtuigen, die al op deze lijn dienst deden. De andere rijtuigen werden vervangen door een vijftal voormalige AOM-paardentramwagens, die inmiddels alle bij de elektrische tram als bijwagen dienst hadden gedaan. De oude
paardentramwagens werden grotendeels afgevoerd en daarbij werd ook dit gesloten rijtuig 4 afgevoerd en gesloopt.
In Dienst | Laatste inzet | ||||||
Wagennr. | In Dienst | ex-TGB | bij de GTr | Buiten Dienst | op lijn | Afvoer op | Afvoer naar |
4 | 13-08-1918 | 4(?) | 01-06-1921 | 28-02-1922 | - -1922 | gesloopt |