Home > Tram > Paardentram > Serie > Serie 53 & 64(32, 158 & 565)

Tramweg Amsterdam - Sloterdijk- Rijtuig 32
Gemeente Tram Amsterdam- Rijtuig 158
Gemeente Tram Amsterdam- Rijtuig 565

Serie:
32 resp. 158 resp. 565
Type: open paardentramrijtuig
Bouwjaar: 1900
Fabrikant wagenbak: Werkspoor, Amsterdam
Lengte :
Breedte:
Hoogte:

Radstand:

Wieldiameter:
Gewicht :

Aanschafprijs :

Passagiersindeling :
28-12







In 1900 was er behoefte aan een tweede open wagen voor de tramlijn naar Sloterdijk. De lijn vervulde, met name op zomerzondagen een recreatieve functie als vele Amsterdammers naar een uitspanning in Sloterdijk wandelden en meestal met de tram terugkeerden. Daarom werd bij Werkspoor dit rijtuig besteld, die nagebouwd werd naar tekeningen van de door Métallurgique geleverde open rijtuigen 174-179 van de RTM(Rotterdamsche Tramweg Maatschappij), geleverd in 1897. Het rijtuig bood 28 zit- en 6 staanplaatsen, welke verdeeld was over 5 dwarsbanken in de wagenbak met elk 4 zitplaatsen, waarbij van de drie middelste dwarsbanken de beide buitenste exemplaren omklapbaar waren in de rijrichting. Op beide balkons was verder dan plek voor 4 zittende reizigers op een dwarsbank, die tegen de balkonschotten waren geplaatst en 3 staande passagiers. De tramwagen had de remblokken aan de buitenkant van de wielen.

Het jaar 1905 bracht nogal wat wijzigingen voor de tramlijn. De gemeentetram Amsterdam maakte aanstalten om haar tramlijn 5 over de Willemsbrug te verlengen naar de Spaarndammerbuurt en dus moest onze paardentram het veld ruimen; sinds 15 mei eindigde ze weer op haar oude plekje, het Nassauplein. Op 15 september 1905 gebeurden ingrijpender dingen; toen nam de gemeente Amsterdam het besluit de lijn met al zijn hebben en houden voor fl. 12.000,- over te nemen en verder als tramlijn van het gemeentetramnet te exploiteren. Op 25 oktober 1905 werd deze mutatie van kracht en had de Amsterdamse tram, die juist zo druk bezig was zijn paardentrams op te ruimen, er eensklaps weer een paardentram bij. De open wagens, waaronder ook deze 32, zette men gaarne in op het stadsnet. De dichte wagens werden gesloopt, terwijl de gemeentetram de lijn nu met eigen dicht en open paardentrammaterieel verder exploiteerde.

Rijtuig 32 werd in 1906 verbouwd tot elektrische bijwagen. Het rijtuig kreeg hierbij elektrische verlichting en elektrische schelgeleidingen, ook werden elektrische koppelingen aangebracht en werden de kettingen op de balkons vervangen door afsluithekjes. Ook kreeg ze vlakke, horizontale balkonvloeren, waarbij de balkonschermen pas later werden veranderd. Voorts bestonden de wijzigingen uit het aanbrengen van nieuwe treeplanken, het aanbrengen van betaalkleppen in plaats van schuifjes voor het bedienen van de reizigers op het voorbalkon vanuit het middengedeelte van de wagens. De zit/staanplaatsindeling werd 28-8(4 staanplaatsen per balkon). De wagens werd tevens hierbij vernummerd in 158. In 1908 werd de wagen tevens voorzien van een elektrische rem(solenoïderem). Of in dit rijtuig later ook een gangpad werd gemaakt, is ons niet bekend.
In 1914 werd ook een luchtfluit geplaatst vanwege het invoeren van fluitsignalen ter waarschuwing van de conducteur in de motorwagen die deze weer doorgaf aan de bestuurder van de motorwagen. Die fluitsignalen waren zelfs tweetonig in verband met het rijden met twee bijwagens, elk met zijn eigen toon, de tweede met de laagste. De bijwagens kregen tevens een solenoïderem. Het elektrisch remmen was in die dagen van rustig verkeer nog een uitzondering. Als een bestuurder daartoe overging, moest hij dat speciaal in zijn dagrapport zetten.

In 1912 werd door Gemeente Tram Amsterdam(GTA) een nieuw nummerschema geïntroduceerd, waarin de nieuwe bijwagens en de voormalige paardentrambijwagens uit de AOM-tijd, zouden worden vernummerd, tw.:.
    -  De 43 wagens voorzien van zakkende schuiframen zouden, op volgorde, worden vernummerd in de reeks 563-605.
    -  Een tweede serie betrof het zestal wagens, die van dwarsbanken en uitneembare zijruiten waren voorzien en de nummers 606-611 zouden krijgen.
    -  Een derde groep vormden de acht wagens die van ventilatiekleppen boven de zijruiten waren voorzien en vermoedelijk de nummers 612-619 zouden krijgen
        toebedeeld.
    -  Tot een vierde groep behoorden de niet van schuiframen of ventilatiekleppen voorziene wagens, waarvan onbekend is welke serienummers deze zouden
        krijgen.
    -  De vijfde en laatste groep bestond uit de paardentrams die nog op de lijn naar Sloterdijk dienst deden.
Daarnaast zouden alle grote dichte en verlengde bijwagens worden vernummerd in de reeks 501-562.

Uiteindelijk werd na 1912 een tweede nieuw nummerschema geïntroduceerd, waarbij de reeks 563 en verder bestemd werd voor de open paardentramwagens, die in voor de elektrische dienst werden gebruikt. De eerdere reeksen boven de 562 werden door de komst van nieuwe bijwagens al snel afgevoerd of verkocht. Een deel daarvan was inmiddels vernummerd en werden louter administratief in de reeks 900 vernummerd met hetzelfde volgnummer. De rest werd niet meer vernummerd.
In dit schema werd rijtuig 158 alsnog in 1920 vernummerd in 565.

Het rijtuig 565 werd in 1924 afgevoerd en gesloopt. De Gemeentetram had die vernummering niet in een officieel schema opgenomen en bleef dus tot de afvoer spreken over rijtuig 158.

 

     In Dienst     Vernummerd     Vernummerd           Verbouwd tot     Vernummerd     Vernummerd  Laatste inzet
Wagennr.         In Dienst     bij de GTr                op                  in  elektrische bijwagen                op                  in   Buiten Dienst         op lijn    Afvoer op Afvoer naar
         32          -     -1900          -     -1905              -     -1906                158                  -06-1906              -02-1920                565          -     -1924                 -     -1924 gesloopt









                 






Traminfo.nl © 2003-2016 | Contact  | Colofon | Disclaimer | Links