GVB 930+402, Lijn 16, Cornelis Krusemanstraat, 24 februari 1937

Foto: J. Quanjer

Home > Tram > Electrische tram > Serie > Serie 6 (901-930)

Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam - Serie 901-930

Serie:
901-930
Type: Aanhangrijtuig
Bouwjaar: 1929-1930
Fabrikant wagenbak: Beijnes, Haarlem
Aantal: 30 stuks
Uitvoering: tweerichtingtram
Lengte: 11320 mm (inclusief koppelingen)
Lengte:
11000 mm (inclusief bufferbalken)
Lengte:
10700 mm (exclusief bufferbalken en koppelingen)
Lengte Wagenbak:
6200 mm (zonder balkons)
Lengte Balkons:
2250 mm
Breedte:
2040 mm
Hoogte:
3065 mm
Hoogte wagenvloer wagenbak:
790 mm
Hoogte wagenvloer balkon:
670 mm
Hoogte instaptrede:
365 mm
Radstand:
3200 mm
Wieldiameter:
730 mm
Breedte vooringang:
917 mm
Breedte achteringang:
1000 mm
Ledig gewicht:
8.600 kg
Passagiersindeling:
24-36
Nieuwprijs:
fl. 12.270,-

Teneinde de groei van het tramnet, dat aan het eind van de twintiger jaren in zuidelijke richting werd uitgebreid, te kunnen opvangen(lijn 24 en 25), werd in 1928 nieuw materieel besteld, te weten 50 motor- en 30 bijbehorende aanhangwagens. Hoewel er op de Europese trammarkt, waar Amsterdam tot dan toe als één der koplopers werd beschouwd, en op dat moment revolutionaire ontwikkelingen aan de gang waren(de RET in Rotterdam besloot tot de aanschaf van vierassige middenbalkonrijtuigen en de juist in dienst gestelde Haagse 800-den bij de HTM vielen op door hun ruime bouw en luxueuze afwerking), viel de keuze van de Gemeentetram Amsterdam op de traditionele tweeasser, met beperkte capaciteit, zonder enig nieuwtje, ja zelfs nog met de traditionele langsbanken.
Zo er van een nieuwtje sprake was, dan betrof dit de kleurstelling: na enige proeven op bestaande wagens besloot men het nieuwe materieel, in plaats van de bekende combinatie bruin-blauw-grijs met gouden biezen, in een soberder combinatie van blauw met grijs(boven de raamstijlen) uit te voeren. Hieraan ontleent dit materieel ook zijn naam "blauwe wagens", een aanduiding die, toen later al het hoofdstedelijke materieel in deze kleuren rondreed, bleef voortbestaan.
De zuinigheid, die het toenmalige trambeleid bepaalde, was oorzaak van de keuze van dit trammaterieel, langer dan enig vorig wagentype(11 meter), met 4 zijramen en vrij ruime balkons met grote ingangen, die door schuifdeuren werden afgesloten, zodat er een gemeenschappelijke in- en uitgang ontstond, in tegenstelling tot de grootbordeswagens. Hierdoor liepen de wageneinden vrij sterk terug en werd een spits uiterlijk verkregen, hetgeen noodzakelijk was in verband met het uitsteken in bogen. De radstand was vrij groot, waarbij de assen in zgn. Peckham-beugels waren gevat, om aldus enigszins schuifbaar de bogen makkelijker te kunnen doorlopen. De bekende draaihandrem bij de motorwagens had i.v.m. de spitse bouw van de balkons plaats gemaakt voor een trekrem. Deze bijwagens hadden wel de bekende draaihandrem.
Uiterlijk waren de rijtuigen zeker niet lelijk: de combinatie van een tondak, met ventilatieraampjes boven de zijramen, dat uitliep op een soort verlengde lichtkap boven de balkons, met aan iedere zijde twee tochtraampjes gaven het materieel een Duits uiterlijk. Op de beide langsbanken vonden 24 passagiers een zitplaats, terwijl in de wagen 8 staanplaatsen werden toegelaten. Op de balkons waren vóór 11 en achter 13 staanplaatsen, zodat de totale capaciteit 56 plaatsen bedroeg. Een zelfde aantal vervoerde de motorwagens, reeks 396-445, die met uitzondering van het dichtgewerkte onderstel, geheel gelijk van bouw was, waardoor een tramstel van het nieuwe type zonder twijfel de mooiste combinatie vormde, die de stad tot dan toe kende.

De aflevering van de eerste reeks bijwagens, de 901-920, begon op 12 april 1929 en was op 23 juli van dat jaar voltooid. De tweede reeks de 921-930, werd geleverd tussen 29 september en 13 oktober 1930, en wel de eerste 5 wagens, 921-925, kwamen op zaterdag 27-09-1930 aan per trein op het Willemsparkstation en werden op maandag 29-09-1930 afgeladen. Op 13 oktober 1930 werden de andere 5 bijwagens aan het Willemsparkwegstation verladen.

De eerste bijwagens kwamen in dienst op 31-05-1929 op lijn 16. De indienststelling gebeurde in principe op lijn 16, uiteraard achter de bijbehorende motorwagens 396-425. Toen er voldoende wagens beschikbaar waren werd ook lijn 10 deels uitgerust met deze fraaie bijwagens, achter grootbordes motorwagens.

In januari 1930 verdwenen de 5 combinaties reeks 236+901 van lijn 10. Deze stellen kwamen nu op lijn 4 te rijden. Dit duurde slechts kort, want vanaf 3 april 1930 werden de sets 236+901 doorgeschoven naar de nieuwe lijn 25. Per 1 juli 1930 werd het nieuwe materieel weer als tramcombinaties 396+901 uitsluitend ingezet op de lijnen 16 en 25.

De aflevering van de 921-930 en de indienststelling van de middeninstappers 931-950 zorgden er in het najaar van 1930 voor dat er in november toch weer een aantal 236/901-combinaties op lijn 4 verscheen. Ook ditmaal was de vreugde voor deze lijn van korte duur, want in januari 1931 verhuisden de stellen van lijn 4 naar lijn 14, waarbij zowel de combinatie 236/901 als de "blauwe" wagens stellen 396/901 op lijn 14 waren aan te treffen.

Vanaf december 1931 tenslotte was het inzetgebied van de 901-930 vrijwel beperkt tot de lijnen 3 en 16, want lijn 25 reed als regel met de nieuwe serie middeninstappers 931-950. Tot september 1932 bleven op lijn 3 nog combinaties in de dienst bestaande uit een grootbordesmotorwagen en een 900-bijwagen.

In de periode oktober 1932 tot eind 1933 verschenen "blauwe" bijwagens achter een drietal versnelde Unions op lijn 3. Als eerste werd in oktober 1932 de van versterkte motoren voorziene 159 met een 900-bijwagen gesignaleerd. Op 01-01-1933 verscheen deze wagen zelfs bij wijze van proef met twee 900-den(!) in de personendienst, maar dat bleek te veel van het goede. Het tramstel bleef steken op de oprit van de Nieuwe Amstelbrug bij de Amsteldijk door een afslaande automaat. Na de 159 werden achtereenvolgens de 153(voorzien van verwarming) en de 156 op lijn 3 in dienst gesteld, eveneens met een "blauwe" bijwagen. De drie tramstellen werden, samen met het pas gereedgekomen tweelingstel 161/162, vanaf begin 1933 ingezet als 1e, 8e en 14e dienstwagen. Begin 1934 verhuisden de Unions naar lijn 4 en kwam aan deze aparte dienstuitvoering een einde.

Nadat de kritiek op het weinige comfort van het Amsterdamse trammaterieel, vergeleken met andere trambedrijven, door de directie niet langer kon worden genegeerd, werd besloten de langsbanken in de nieuwe trams te vervangen door ruggelings geplaatste houten vaste dwarsbanken, die vervaardigd werden van de bestaande langsbanken. Slechts 4 korte driepersoons langsbankjes aan de uiteinden bleven gehandhaafd. In 1933 werden behandeld de wagens 902-904, 908, 913, 918 en 919. De rest kwam gereed in 1934. Tevens werden om klachten over tocht te verminderen, de ventilatieraampjes boven de zijruiten van ventilatieroostertjes voorzien. Het aantal plaatsen bleef gelijk.

In april 1935 werd aanhangrijtuig 904 als proefkonijn in ombouw genomen tot motorrijtuig. Hierbij werd de truck verstevigd, de balkons werden verlengd(nieuwe tramlengte werd 11670 mm), waardoor op het achterbalkon(dit gold voor beide richtingen) een aparte in- en uitgang werd gecreëerd, zoals gebruikelijk was geweest bij de oudere series. De voorbalkons behielden een enkelvoudige brede gemeenschappelijke in/uitstapdeur. Hierdoor ontstond een nóg spitsere kop. Ze kreeg een elektrische installatie van AEG met 2 motoren van het type USL263a met elk 62½ pl en een Siemens nokkenschakelkast met 11 rij- en 7 remstellingen. Door de geringe vervoersvraag als gevolg van de toenemende algemene crisis kon volgens het bedrijf op één manier doelmatig bestreden worden. Door het opvoeren van de frequentie en het zo klein mogelijk houden van de capaciteit. Met andere woorden: de bijwagens op stal laten staan en met zo veel mogelijk motorwagens een zeer frequente dienst uitvoeren. Hierdoor had men motorwagens nodig. Naast deze wagen zouden nog 44 motorwagens ontstaan uit bijwagens, inclusief deze hele serie. De 904 kwam op -11-1935 als eerste motorwagen als 449 op lijn 25 in dienst.

De ombouw van de 904-annex-449 bleek bijzonder succesvol, waardoor besloten werd de overige 29 aanhangrijtuigen dienovereenkomstig te verbouwen. Uit zuinigheidsoverwegingen werd ook bij andere fabrieken een offerte aangevraagd voor de elektirsche uitrusting. In oktober 1936 verschenen de 447, 474 en 475, ontstaan uit de aanhangrijtuigen 920, 918 resp. 921, op de baan met elk een andere schakelkast. De 447 was gelijk aan de 449. De andere 2 hadden beide een proef-schakelkast. De 474 had een elektrische installatie van Smit met 2 motoren van het type GT27/33 met elk 65½ pk en een AEG-nokkenschakelkast met 11 rij- en
7 remstellingen. De 475 had een snelschakelaar van Siemens met 22 rij- en 15 remstellingen en Siemens(SSW)-motoren, type DW503a, van elk 75 pk.
Terwijl de 2 proefinstallaties nog getest werden, werd besloten de 446-459 te voorzien van de AEG-installatie als boven vermeld en reeds aangebracht in de 447 en 449. In de periode tot februari 1937 werden de 446-459 gecreëerd, welke ontstonden uit de aanhangrijtuigen 901-905, 908, 910, 917, 920, 922, 924, 925, 928 en 929(niet op nummervolgorde). De wagens werden resp. afgeleverd: in november 1935: 449(proefwagen); in oktober 1936: 447; in november 1936: 446, 448, 450; in december 1936: 451-454, 456; in januari 1937: 455, 457, 458 en in februari 1937: 459.
Uit de proeven met de 474 en 475 bleek toen dat de voorkeur uit ging naar de snelschakelaar in de 475, die indrukwekkende rijprestaties vertoonde, waardoor besloten werd de resterende 14 wagens hiervan te voorzien. Om een aaneengesloten serie te krijgen werd de 474 met zijn zwaar schakelende AEG-nokkenschakelkast in februari 1937 vernummerd in 460.
In de periode oktober 1937 t/m januari 1938 werden de resterende 461-474 gecreëerd uit de aanhangrijtuigen 906, 907, 911-916, 918, 919, 921, 923, 926, 927 en 930(niet op nummervolgorde), tw.: in oktober 1937: 461-464, 466; in november 1937: 465, 467, 468; in december 1937: 469-472 en in januari 1938: 473 en 474(2e). Overigens de 460 had enige tijd op het éne balkon een AEG-schakelaar en op het andere een SSW-snelschakelaar. Na enige tijd kreeg hij ook daar weer een AEG-kast.

De laatste 900-bijwagen, de 909, ging op -10-1937 de Centrale Werkplaats in voor ombouw.

Voor de verdere levensloop van de wagens, ook met betrekking tot de terugbouw tot museumaanhangrijtuig, verwijst de tekst naar het serieblad 11 (motorwagenserie 446-475) bij de Electrische motorwagens.

In hun gehele loopbaan hebben de "blauwe" bijwagens op meerdere tramlijnen dienst gedaan. Hieronder volgt een overzicht van hun inzet met de bijbehorende periode en trajecten:
    - Lijn 3 (Javaplein - Frederik Hendrikplantsoen vv.:
                    Vanaf december 1931 reden de motorwagens, zowel met de type-gelijke 900-bijwagens als grootbordes bijwagens in de
                    basisdienst. Vanaf september 1932 uitsluitend als blauw tramstel. Vanaf november 1933 weer in beide dienstvormen.
                    Vanaf april 1934 weer uitsluitend als blauw tramstel. Per juli 1936 door de ombouw van de 900-bijwagens tot motorwagens
                    wederom in gemengde uitvoering en vanaf oktober 1936 nog uitsluitend
                    met Grootbordesbijwagens, ook wel boldakkers genoemd, in de dienst.
    - Lijn 6 (Stadionplein - Station Muiderpoort vv.):
                    Vanaf januari 1933 deden vijf blauwe stellen van lijn 25 op zondagen dienst op lijn 6. Later werden dit de stellen van lijn 14
                    en 25. Vanaf november 1937 kwam dit materieel met bijwagens reeks 701-880(Boldakkers) hier in de basisdienst.
    - Lijn 14 (van Hallstraat - Molukkkenstraat vv.):
                    Vanaf oktober 1930 tot 31 december 1931 waren de wagens in "blauwe" wagen-combinaties op deze lijn in de basisdienst
                    onderweg.
    - Lijn 16 (Station Willemspark - Stationsplein vv.):
                    Vanaf eind mei 1929 verscheen dit materieel in de basisdienst. De ombouw van de bijwagens tot motorwagens betekende
                    in 1937 de einde van de inzet op deze lijn.
    - Lijn 23 (Stadionplein - Zoutkeetsgracht vv.:
                    Vanaf 24 december 1933 verschenen op zondagen "blauwe wagens" van lijn 16 op lijn 23, veelal voorzin van een rood
                    beugelbordje "23". Toen lijn 24 in de loop van 1936 van 400-stellen werd voorzien, werden die vanaf januari 1937 ook op
                    lijn 23 ingezet op zondagen. De ombouw van de bijwagens tot motorwagens betekende in 1937 de einde van de inzet op deze
                    lijn.
    - Lijn 24 (Olympiaweg - Stationsplein vv.):
                    Vanaf 15 januari 1933 verschenen de blauwe wagens ook op stadiondiensten. De ombouw van de bijwagens tot motorwagens
                    betekende in 1937 de einde van de inzet op deze lijn.
    - Lijn 25 (Amstellaan - Stationsplein vv.:
                    Op 1 juli 1930 verschenen ze in de basisdienst, in eerste instantie met 901-bijwagens, maar na korte tijd met bijwagens
                    reeks 931, waardoor de 901-ers hier weer verdwenen.
Op alle andere lijnen vond in de regel geen inzet van blauwe aanhangrijtuigen reeks 901 plaats, maar in de praktijk kan dit uitzonderlijk wel eens plaatsgevonden hebben. De inzet in de basisdienst betekende overwegend dat het materieel van aanvang dienst tot einde dienst was aan te treffen, terwijl de aanvullende diensten met name spitsversterking betrof en/of enkele dagdiensten. Buiten deze reguliere diensten werd het tweeassig materieel nog regelmatig op de diverse lijnen ingezet als extra's, waarbij dan ook op lijnen werd gereden, waar de inzet (tijdelijk) niet gebruikelijk was.

    Voorzien van
Wagennr.  In Dienst op Op Lijn    Dwarsbanken Laatste inzet     Op Lijn    Afvoer op Afvoer naar
      901  31-05-1929     16             -    -1934       -     -1936              -11-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 446 "
      902  31-05-1929     16             -    -1933       -     -1936              -12-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 451 "
      903  03-06-1929     16             -    -1933       -     -1936              -01-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 457 "
      904  31-05-1929     16             -    -1933       -     -1935              -11-1935  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 449 "
      905  03-06-1929     16             -    -1934       -     -1936              -01-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 455 "
      906  11-06-1929     16             -    -1934       -     -1937              -10-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 466 "
      907  11-06-1929     16             -    -1934       -     -1937              -12-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 471 "
      908  11-06-1929     16             -    -1933       -     -1936              -12-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 456 "
      909  11-06-1929     16             -    -1934       -10-1937              -01-1938  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 474(2e) "
      910  11-06-1929     16             -    -1934       -     -1936              -02-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 459 "
      911  05-07-1929     16             -    -1934       -     -1937              -11-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 465 "
      912  05-07-1929     16             -    -1934       -     -1937              -10-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 464 "
      913  05-07-1929     16             -    -1933       -     -1937              -10-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 462 "
      914  05-07-1929     16             -    -1934       -     -1937              -12-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 469 "
      915  05-07-1929     16             -    -1934       -     -1937              -11-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 468 "
      916  02-08-1929                  -    -1934       -     -1937              -12-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 470 "
      917  02-08-1929                  -    -1934       -     -1936              -12-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 454 "
      918  02-08-1929                  -    -1933       -     -1936              -10-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 474(1e), later 460 "
      919  02-08-1929                  -    -1933       -     -1937              -11-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 467 "
      920  02-08-1929                  -    -1934       -     -1936              -10-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 447 "
      921       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -10-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 475 "
      922       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -12-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 453 "
      923       -10-1930                  -    -1934       -     -1937              -01-1938  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 473 "
      924       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -11-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 450 "
      925       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -12-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 452 "
      926       -10-1930                  -    -1934       -     -1937              -10-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 463 "
      927       -10-1930                  -    -1934       -     -1937              -12-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 472 "
      928       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -11-1936  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 448 "
      929       -10-1930                  -    -1934       -     -1936              -01-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 458 "
      930       -10-1930                  -    -1934       -     -1937              -10-1937  " wagen werd verbouwd tot motorrijtuig 461 "









                 






Traminfo.nl © 2003-2015 | Contact  | Colofon | Disclaimer | Links